Mystiek in muziek en dichtkunst
Deel 2 van een drieluik over de geen-tweeheid, artikelen uit de scriptie van Anje Manuputty, oud-student aan de Academie
Bij het horen van het begrip mystiek denken mensen vaak aan iets wat met geheimzinnigheid te maken heeft. Vreemd is deze reactie niet want het woord is afgeleid van het Griekse mystikós dat staat voor: met de geheimen (mystèria) verbonden. De term heeft niet uitsluitend een religieuze betekenis, maar wordt wel vaak gebruikt in verband met de geheime riten van de mysteriegodsdiensten die in de Oudheid bevrijding, verlossing en een gelukkig leven moesten brengen (Steggink, 2003).
God beleven
Wat is mystiek eigenlijk en wat is een mysticus? Een aantal verklaringen.
Een beknopte maar wel kernachtige betekenis van mystiek geeft het van Dale woordenboek: ‘Het hartstochtelijk streven naar de bijzondere vereniging van de ziel met God.’ Iets genuanceerder noemt Witteveen (1995) de mysticus ‘wiens verlangen en doel het is op te klimmen tot hij God werkelijk ervaart… Hij is gericht op eenheid met God waarbij hij zijn beperkte zelf vergeet en opgaat in het Bewustzijn van God. Hij overstijgt het onwerkelijke zelf en ontdekt het ware zelf.’
Mommaers (1977) stelt dat een mysticus vóór alles (of hij nou theoloog, huisvrouw of wat voor achtergrond hij of zij ook moge hebben), iemand is die God beleeft en wel doordat hij op een directe, passieve en verenigende wijze bewust is van zijn Tegenwoordigheid.
Renard (2005) is van mening dat de term mystiek tot op zekere hoogte dekt wat hij onder non-dualisme[1] verstaat. In alle vormen van mystiek is wel iets non-dualistisch aan te wijzen, aldus Renard.
William James
In Mystiek: Woordgebruik en Theorievorming (2003) betoogt Steggink verder dat het woord ‘mystiek’ een verschijnsel aanduidt dat afhankelijk is van de tijd, taal en cultuur waarin het zich manifesteert. Zo heeft de term door de eeuwen heen verschillende betekenissen en connotaties gehad. In de 17e eeuw werden mystici in West-Europa zelfs verketterd en gezien als mensen die een dwaalleer volgden. Mystiek en mysticus krijgen pas weer een positieve klank als eind 19e, begin 20e eeuw het verschijnsel mystiek wordt onderzocht en beschreven door onder meer William James in zijn uit 1902 daterende boek Varieties of religious experience (Vormen van Religieuze Ervaring, 2010).
James, die dankzij dit magnum opus ook wel de grondlegger van de godsdienstpsychologie wordt genoemd, beschrijft vier kenmerken van ‘mystieke gemoedstoestanden’:
- Onuitspreekbaarheid
Een dergelijke ‘gesteldheid’ gaat elke uiting in woorden te boven; de inhoud ervan kan niet adequaat worden beschreven. Het moet rechtstreeks worden ervaren en kan niet aan anderen worden meegedeeld of overgedragen.
- Verstandelijke kwaliteit
De ervaring is een bron van kennis en geeft inzicht in dieptes van waarheid die niet door logisch verstand kan worden gepeild. Het brengt een merkwaardig besef van gezag mee.
- Voorbijgaande aard
Ze houden niet lang aan, maximaal een half uur of een uur. - Passiviteit
Tijdens de gemoedstoestand lijkt het wilsvermogen opgeschort. Soms alsof hij door een hogere macht wordt gegrepen en vastgehouden.
Extravert vs introvert
Steggink haalt psycholoog en filosoof Stace aan die in 1961 een onderscheid maakte tussen extraverte en introverte mystiek: extraverte mystiek richt zich via de zintuigen naar buiten terwijl de introverte ervaring zich naar binnen op de geest richt. In beide gevallen is er sprake van waarneming van de hoogste eenheid. De extraverte mysticus neemt via de zintuigen de zee, de hemel, de huizen, bomen, etc. waar en het ene, of de eenheid wordt transparant in die dingen. Zo zag Jacob Böhme bijvoorbeeld God in gras en planten. Hier staat tegenover dat de introverte mysticus in de diepte van zijn eigen ik duikt en de zintuigen bewust uitschakelt. Gedachten, beelden etc. worden uit het bewustzijn verwijderd om in de leegte het Ene waar te nemen en zich ermee te verenigen. Als voorbeeld wordt een tekst uit de Mandukya-Upanishad genoemd: ‘… het zuivere bewustzijn van de eenheid, waarin de waarneming van de wereld en van de veelheid volkomen is buitengesloten.’ Vergelijk ook het onderscheid dat Mommaers (1977) maakt tussen natuurmystiek (extravert) en wezensmystiek (introvert).
Laten we nu eens kijken naar hoe mystiek zich uit in kunstvormen als muziek en poëzie.
Mystiek en muziek
God maakte een beeld van klei naar zijn eigen gelijkenis, en vroeg de ziel om dit binnen te gaan, maar de ziel weigerde om gevangen genomen te worden want het is haar natuur om vrij rond te waren… Toen vroeg God aan de engelen om hun muziek te spelen en door het spel van de engelen raakte de ziel in extase, en in die toestand drong de ziel het lichaam binnen, om zo de muziek beter te kunnen beluisteren.
Naar verluidt sprak Hafiz[2]: Men zegt dat de ziel bij het horen van dat lied het lichaam binnenging; maar in werkelijkheid was dat lied de ziel zelf! (Khan, 1987).
Het lied is de ziel zelf, zegt Hafiz over deze legende uit het oosten. Oftewel het leven zelf is muziek. De aantrekkingskracht van muziek, zo betoogt Inayat Khan in Muziek en Mystiek. Soefisme en de harmonie der sferen (1987) toont aan dat er muziek is in het diepste van ons wezen. Muziek is het leven zelf, het is dat wat aan de basis ligt van de werking van het hele universum.
Goddelijke kunst
Khan spreekt daarnaast van muziek als goddelijke kunst omdat alleen in muziek (van alle andere kunsten) God gezien kan worden als los van elke vorm en van elke gedachte. Muziek is in staat om de ziel boven de grenzen van de vorm uit te tillen. Ze is daardoor niets minder dan een afbeelding van God. Khan verklaart dit enigszins samengevat als volgt: Wat we van God kunnen waarnemen met onze fysieke ogen is slechts de schoonheid in de natuur die zich aan ons openbaart. Deze schoonheid is in beweging: het veranderen van de seizoenen, het stijgen en dalen van de golven, de groei en bloei van bloemen, etc. Dit alles is een manifestatie van ritme, net als onze hartslag, onze ademhaling en de voortdurend wijzigende stand van de planeten. Het ritme van deze levende harmonie is muziek. Muziek is een exact model van de wet die het hele universum beheerst. Dat is dan ook waarom het loeien van de wind in de oren van de mysticus klinkt als muziek en het geluid van kleine bosbeekjes die hun weg zoeken tussen rotsen en stenen als een symphonie. (uit Mystiek, zonder datum). Muziek is de taal van schoonheid, de taal van de Ene. Het brengt ons in vervoering omdat muziek het diepste wezen van ons mens-zijn raakt. Het reikt verder dan enige andere indruk uit de buitenwereld, aldus Khan.
Transformatie van het zelf
Wil Kox beschrijft in Mystiek en Muziek (2003) het verband tussen beide als volgt:
Mystiek en muziek vinden elkaar in hun transcendente werking. Beiden verwijzen op symbolische wijze naar het andere in de werkelijkheid, naar iets dat boven de waarneembare werkelijkheid uitstijgt. Beiden zijn ook te beschouwen als een vehikel naar een andere wereld, daar waar de goddelijke en kosmische wetten heersen. Beiden tenslotte kunnen… een aanzet vormen… om te komen tot een transformatie van het zelf. Mystiek kan in haar primaire werking de mens boven zichzelf doen uitstijgen.
Het overkomt iedereen denk ik weleens, bij het luisteren naar mooie muziek het gevoel te hebben er volledig van in vervoering te raken. De omgeving vervaagt alsof je terechtkomt in een andere dimensie en je beseft deelgenoot te zijn van een alomtegenwoordige kosmische harmonie.
Bhakti-yoga
Het blijft echter moeilijk vast te stellen waar nu de grens ligt tussen emotie en mystiek. Vlieger stelt in De Godsgeboorte bij Eckhart (2014) dat, zodra je bedenkt wat een ongelooflijk mooie muziek het is die je hoort, je een zekere afstand ten opzichte van het stuk creëert waardoor het tot een ervaring verwordt en je daarmee alweer in de concrete werkelijkheid bent teruggekeerd. Het is echter het moment daaraan voorafgaand waarover Tiemersma (2008) zegt: ‘… In het meegaan (met de mooie muziek) ontwikkelt ‘ik hoor/ben de muziek’ zich ruimtelijk en ontstaat er het letterlijk oneindige-zijns-genieten.’ Hier is dus sprake van (mystieke) eenwording voortkomend uit een zintuiglijke ervaring (emotie). Misschien is er ook wel enigszins een vergelijking te trekken met de bhakti yoga in het hindoeïsme. Bhakti staat voor ‘aanbidding’. In Mystiek binnen het Hindoeisme, (2003, p. 392) schrijft Kranenborg daarover:
…De uiteindelijke werkelijkheid, die elders Brahman genoemd wordt en als onpersoonlijk wordt gezien, is binnen de bhaktivroomheid uitsluitend van persoonlijke aard, een godheid dus, waarbij het om verschillende goden kan gaan. Het gaat in bhakti echter niet alleen om aanbidden – want daarmee is het nog geen mystiek –, het gaat hierin om de liefdevolle, hartstochtelijke overgave aan de godheid, gepaard met een vurig verlangen om met die godheid verenigd te zijn en een voortdurend zoeken naar de realisatie van die eenheid.
Deze hartstochtelijke overgave aan de godheid, het vurig verlangen tot vereniging met die godheid en een voortdurend zoeken naar de realisatie van die eenheid, kan lijkt me, een vergelijkbare mystieke ervaring oproepen als bij het opgaan in bepaalde (‘betoverende’) muziek.
Mystieke dichtkunst
In Mystiek en Taal (2003) schrijven Hein Blommestijn en Frans Maas dat taal normaal gesproken los staat van de werkelijkheid in die zin dat het geschrevene niet waar hoeft te zijn. Voor mystieke taal ligt dat anders. De mystieke realiteit huist in de taal en wordt juist in de taal bewerkstelligd. Mystieke taal laat datgene werkzaam worden wat zij ter sprake brengt. Maar ook dan is het niet gemakkelijk voor de mysticus om zijn ervaring in woorden om te zetten. De 16e eeuwse Spaanse mysticus Johannes van het Kruis zegt dat deze onzegbare ervaring tóch wordt uitgedrukt in de taal. Kennelijk ervaart hij het tijdens zijn gevangenschap in Toledo geschreven gedicht Cantico Espiritual als bezield met een eigen leven: ‘het schijnt geschreven met een zekere gloed van liefde tot God.’ Het gedicht is echter niet alleen geschreven vanuit een liefde tot God, maar is ook zelf belichaming van de liefde van God die zich op mystieke wijze openbaart in het spreken van de dichter. Blommestijn en Maas stellen verder dat mystieke teksten in de lezer kennelijk de ervaring willen scheppen, dat het lezen zélf liefde op gang brengt.
Eénzijn-in-liefde
Mommaers (1977) benadert dit waarheidsgehalte in mystieke teksten vanuit een andere hoek en betoogt dat veel mensen ervan worden weerhouden mystiek te lezen doordat ze zichzelf de verkeerde vraag stellen, namelijk of datgene wat ze lezen ‘waar’ is en niet tot een illusie van de schrijver behoort, in plaats van: is datgene wat ze lezen echt, in de zin van menselijk? Ligt de tekst, hoe uitzonderlijk het ook aandoet in de lijn van de menselijke, inwendige ervaringswereld? Mystiek zou men moeten lezen, niet omdat het ‘waar’ of ‘onwaar’ is maar omdat het mooi en menselijk is. Hiertoe haalt hij Ruusbroec aan ‘die er met ongeëvenaard talent in slaagt te beschrijven hoe het éénzijn-in-liefde van personen, de partners niet verdelgt, maar altijd nieuw, altijd ontvankelijker maakt voor elkaar.’
Ik wil deze bijdrage besluiten met twee schitterende mystieke gedichten, respectievelijk Levende Vlam van Liefde van de hierboven reeds aangehaalde Johannes van het Kruis en I Am Not van Jelaluddin Rumi, (ook wel Mevlana genoemd), de 13e eeuwse Soefi mysticus.
Levende Vlam van Liefde
Oh liefdevlam die leeft
Die mij mijn ziel zo mild
In ‘t diepste van mijn binnenste doorwondt!
Nu gij zo vrij u geeft,
Voltooi mij, zo ge wilt,
Breek ‘t web van deze zoete samenkomst.
O zacht, zuiverend blaken!
O wond, innig gegeven!
O tere hand! O delicaat beroeren!
Naar eeuwig leven smakend,
Dat alle schuld verevent!
Dat door te doden dood naar leven voerde!
O vurige lampen, door
Uw glans geven de diepe
Spelonken van gevoel van de zinnen,
Blind en donker tevoor,
Warmte aan de geliefde,
En licht, in wonderbare schitteringen!
Dat gij in mij ontwaakte,
Zo liefdevol en vredig,
In mijn borst waar ge woont, alleen, in stilte;
Gij die met zoete adem,
Vol glorie en vol zegen,
Mij tederlijk met liefde inspireerde!
I Am Not…
What shall I do, O Muslims? I do not recognize myself…
I am neither Christian nor Jew, nor Magian, nor Muslim.
I am not of the East, nor the West, not of the land, nor the sea.
I’m not from nature’s mine, nor from the circling stars.
I am neither of earth nor water, neither of wind nor fire.
I am not of the empyrean, nor of the dust on this carpet.
I am not of the deep, nor from behind.
I am not of India or China, not of Bulgaria, nor Saqsin;
I am not of the kingdom of Iraqain, nor of the land of Khorasan.
I am not of this world nor the next, not of heaven, nor of purgatory.
My place is the placeless, my trace is the traceless.
It is not the body nor is it the soul, for I belong to the soul of my love.
I have put duality away and seen the two worlds as one.
One I seek, One I know, One I see, One I call.
He is the First, He is the Last. He is the Outward, He is the Inward.
I know of nothing but Hu, none but Him.
Intoxicated with the cup of Love, two worlds slip from my hands.
I am occupied with nothing but fun and carousing.
If once in my life I pass a moment without You, I repent my life from that moment on.
If once in this world I should win a moment with You,
I will put both worlds under my feet and dance forever in joy.
O Shams of Tabriz, I am so drunk in the world
that except for revelry and intoxication, I have no tale to tell.
Eenheidsbesef
Het begrip mystiek is door velen verklaard en – voor zover mogelijk – geanalyseerd. Er zijn talloze beschrijvingen van mystieke ervaringen bekend. Voor de meeste mensen blijft het echter een ongrijpbaar begrip. Taal dekt immers onvoldoende wat niet in woorden kan worden omgezet. Wat deze bijdrage mijns inziens wel duidelijk maakt is dat mystiek altijd met een besef van eenheid te maken heeft. Het verschil met non-dualisme (niet-tweeheid) is echter, zoals Renard (2008) aangeeft, dat bij veel mystieke scholen het verlangen naar eenwording de boventoon voert terwijl in het non-dualisme het niet-gescheidene juist het uitgangspunt is van het bestaan. Daar waar de mysticus streeft naar een situatie van eenwording (met God), is er bij non-dualisme reeds sprake van een weten niet-gescheiden te zijn (van God).
Voor de dichter en musicus, lezer en luisteraar op het mystieke pad, kunnen muziek en poëzie in beginsel leiden tot transcenderende ervaringen. Muziek en poëzie kunnen daarnaast beschouwd worden als middelen met een potentie om de mysticus een stap dichterbij een besef van eenheid te brengen.
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
Blommestijn, H. & Maas, F. (2003). Mystiek en Taal. In J. Baers, G. Brinkman, A. Jelsma, & O. Steggink (reds.). (2003). Encyclopedie van de Mystiek: Fundamenten, tradities en perspectieven. Kampen: Kok.
Khan, H.I. (1987). Muziek en Mystiek. Soefisme en de harmonie der sferen. Katwijk: Servire.
Khan, H.I. (zonder datum). Mystiek. Den Haag: Leidse Soefi Stichting.
Kox, Wil. (2003). Mystiek en Muziek. In J. Baers, G. Brinkman, A. Jelsma, & O. Steggink (reds.). (2003). Encyclopedie van de Mystiek: Fundamenten, tradities en perspectieven. Kampen: Kok.
Kranenborg, R. (2003). Mystiek binnen het hindoeïsme. In J. Baers, G. Brinkman, A. Jelsma, & O. Steggink (reds.). (2003). Encyclopedie van de Mystiek: Fundamenten, tradities en perspectieven. Kampen: Kok.
Mommaers, P. (1977). Wat is mystiek? Nijmegen: Gottmer.
Renard, Philip. (2005). Non-dualisme: De directe bevrijdingsweg. Cothen: Felix Uitgeverij.
Rumi, J. (1993). Love is a stranger. Boston: Shambala.
Steggink, O. (2003). Mystiek: Woordgebruik en theorievorming. In J. Baers, G. Brinkman, A. Jelsma, & O. Steggink (reds.). (2003). Encyclopedie van de Mystiek: Fundamenten, tradities en perspectieven. Kampen: Kok.
Tiemersma, D. (2008). Non-dualiteit. De grondeloze openheid. Gouda: Advaita Centrum.
Vlieger, Welmoed. (2014). De Godsgeboorte bij Eckhart. In A. Van der Braak. (red., 2014). De spiritualiteit van Meister Eckhart: Een dominicaanse mysticus in een multireligieuze samenleving. Almere: Parthenon.
Witteveen, H.J. (1995). Universeel Soefisme. Katwijk: Panta Rhei.
[1] Non-dualisme volgens Renard is het inzicht dat de werkelijkheid niet iets ‘buiten’ noch alleen maar ‘binnen’ de mens is, maar iets wat ongescheiden (van een hoger Beginsel) is.
[2] de bekende 14e eeuwse soefi-dichter uit Perzië