In het Evangelie volgens Johannes wordt gezinspeeld op iets wat ons zou kunnen bevrijden: ‘de waarheid’. Een concept dat in onze taal en in ons tijdsgewricht klinkt als iets wat ons door de strot wordt geduwd, vooral door het gebruik van dat lidwoord. De waarheid – gaan uw nekharen daar níet van overeind staan? Het klinkt als iets vastomlijnds, iets wat bij voorkeur door veel meet-, denk- en rekenwerk is vastgesteld en dat we nu maar moeten aannemen. Persoonlijk had ik liever gehad dat er had gestaan ‘waarheid bevrijdt’. Want dat ken ik, en geeft lucht. En dat associeer ik weer veel meer met Jezus zoals ik hem heb leren kennen.
Waarheid die bevrijdt verbind ik met wat me subtiel wordt geopenbaard, als ik er oog voor heb. Als waar-zijn zonder omhaal of opsmuk. Betrouwbare informatie die zich er juist níet toe leent om ingekaderd, laat staan gemeten en nauwkeurig beschreven te worden. Bert Hellinger, de grondlegger van de familieopstellingen, noemt dit fenomenologische waarheid. Wij mensen beschikken over een fijnzinnig instrument – Hellinger zegt: ‘de ziel’ – dat zeer subtiel kan aanvoelen of iets deep down klopt of niet.
Zelf ken ik dit inderdaad goed uit het opstellingenwerk, maar iederéén kent het. Je wéét of iemand oprecht is als hij of zij iets aan je opbiecht. Je vóélt of excuses gemeend zijn of niet. Je herként echte passie en enthousiasme als je ze ziet. Een ander woord voor waarheid in deze zin is misschien waarachtigheid. Contact hiermee is bevrijdend – we worden erdoor opgebeurd en voelen ons bijvoorbeeld na een zwaar maar openhartig gesprek opgelucht.
Hellingers naaste medewerker Hunter Beaumont wijst erop dat we deze kwaliteit herkennen, ook als we haar voor het eerst ervaren – we hoeven er geen les in te krijgen, al helpt geestelijke training wel om dit soort waarneming, dit gewaar-zijn, te verfijnen. Deze vraagt een afstemming op de innerlijke beleving, los van denkwerk en interpretatie.
Wat zich op deze wijze aan ons toont zou ik dus het liefst kortweg waarheid noemen. Maar goed, dat staat er niet. Het is natuurlijk onmogelijk meer na te gaan of Jezus deze stelling met of zonder lidwoord heeft uitgesproken, en eigenlijk, of hij überhaupt iets van deze strekking heeft beweerd. Het Koinè-Grieks, waarin het Johannesevangelie ons is overgeleverd, gebruikt hier in ieder geval wel een (bepaald) lidwoord, en ook het Aramees, Jezus’ moedertaal, kende weliswaar geen lidwoorden als zodanig maar wel suffixen en voornaamwoorden met een soortgelijke functie. Het is dus heel wel mogelijk dat hij iets dergelijks gezegd heeft en dat je dat toch echt zou moeten vertalen inclusief (bepaald) lidwoord, maar het is evengoed mogelijk van niet.
Ik troost me voor nu maar met de gedachte dat dat woord waarheid zelf, al dan niet met lidwoord, in die tijd minder de connotatie zal hebben gehad van ‘onomstotelijk bewezen feit’. Dat is vermoedelijk iets wat meer bij onze tijd van dubbelblind onderzoek en statistieken hoort. Waarheid in de eerste eeuwen van de jaartelling – en hier gok ik een beetje – zal meer hebben verwezen naar iets wat betrouwbaar is, waar je je op kunt verlaten.
Goed, Jezus zou dus gezegd hebben: (de) waarheid zal u bevrijden. Maar hoe moeten we ons dit volgens Johannes voorstellen? Als we een stukje terug in de tekst kijken, blijkt Jezus een aanwijzing te geven. Hij zegt dat we die bevrijdende waarheid op het spoor kunnen komen als we ‘in/bij zijn woord blijven’. Waar hier ‘woord’ staat, staat er in de Griekse tekst λόγος. We moeten dus zien te (ver)blijven in de buurt van logos – een term waar volgens sommige wetenschappers naast ‘woord’ ook andere vertalingen voor mogelijk zijn.
Jacob Slavenburg, medevertaler van de Nag Hammadi-geschriften, noemt als een van de mogelijkheden (totaal- of geestelijk) ‘bewustzijn’. In dat geval zouden we de tekst misschien dus ook als volgt mogen lezen: als je in/bij dat bewustzijn (ver)blijft, wordt (de) bevrijdende waarheid bereikbaar.
Dit komt een heel eind in de richting van mijn eigen ervaring… Wat ik ken als waarheid die bevrijdt, de fenomenologische, dat wat zich even bescheiden als onmiskenbaar meldt als ik me ervoor openstel – die vraagt om een afgestemd zijn op mijn innerlijk, en dat zou je bewustzijn kunnen noemen.
Als deze gedachtegang klopt, dan zou Jezus ons volgens Johannes kennelijk willen aansporen om onze geest te trainen, of onze ziel – dat fijnzinnige instrument dat waar(achtig)heid kan bespeuren, die bevrijdend werkt. Voor mij is dit geen gekke gedachte. Dit instrument beschouw ik als heilig; als ik er goed toegang toe heb – bijvoorbeeld in familieopstellingen – maken zich een concentratie en bewogenheid van mij meester die ik als religieus ervaar. Om met Hellinger te spreken: diep religieus, maar op een natuurlijke en deemoedige wijze.
Klazien Kruisheer studeerde Spiritualiteit & Zingeving aan de Academie voor Geesteswetenschappen en is schrijfster | spreker | ritueelbegeleider bij afscheid: https://klazienkruisheer.nl
Geraadpleegde literatuur
- Het Evangelie volgens Johannes, diverse vertalingen.
- Hunter Beaumont, Was nimmt die Seele wahr?. In: Auf die Seele schauen. München: Kösel-Verlag, 2006.
- Bert Hellinger, De wijsheid is voortdurend onderweg. Groningen: Het Noorderlicht, 2012.
- Jacob Slavenburg, De ‘logische’ Jezus. Logos, Christusdimensie en de 21e eeuw. Deventer: Ankh-Hermes, 1999.