Door Academie-student Ingrid Schippers
Het is zaterdag 15 mei 2021. Voor het eerst sinds maanden is er weer ‘live’ les op de Academie. Terwijl ik me in huis – waar ik het afgelopen jaar in mijn eentje menig uur werkend en studerend heb doorgebracht – aan het voorbereiden ben om van Den Haag naar Utrecht te rijden, bemerk ik een gespannen verwachting bij mezelf. Het voelt alsof ik naar een evenement ga; een huwelijk of andere ceremoniële samenkomst.
Het roept een emotie bij me op om iedereen weer ‘in het echt’ te zien. Ondanks het feit dat de vele weken online uitstekend zijn verlopen. En ik het eigenlijk wel fijn vond om, met mijn theepot binnen handbereik, in huisslobbertrui, de colleges te volgen zonder er 140 kilometer voor te hoeven rijden. Die fysieke afstand werd in onze studiegroep ook overbrugd omdat we allemaal zijn uitgerust met het vermogen om ook online verbinding te maken met elkaar. De anderhalve meter-crisis mag dan een groot deel van de maatschappij ertoe gebracht hebben afstand te nemen, die uitdaging heeft onze groep toch mooi weten te hanteren.
Iets waardevols nieuw leven inblazen
De ontvangst bij de Academie sloot aan bij mijn voorgevoel. ‘Iedereen’ was er. Daarmee bedoel ik ook de mensen die geen les hoefden te geven, maar wel een dikke vinger in de pap hebben waar het de vormgeving en uitvoering van de Academie betreft. Bij de ingang van de nieuwe locatie werden we hartelijk ontvangen met een persoonlijk woord, een flesje water ter vervanging van de nog ontbrekende koffie- en theevoorzieningen, en een kleine attentie die op een symbolische manier het laten voortleven van iets waardevols weerspiegelde.
Het zou makkelijk zijn aan dit oog voor detail, wat de Academie zo bijzonder maakt, voorbij te gaan en iedereen weer gewoon plaats te laten nemen in de collegezaal. Maar het is juist die zorg en diepgang waarmee iets waardevols weer nieuw leven wordt ingeblazen.
Een rouwkaart op de deurmat
Alsof het lot het zo gepland had, werd die conclusie eens te meer bevestigd toen ik na een intensieve college dag rond half 7 ‘s avonds weer mijn huis binnenstapte en op de deurmat een rouwkaart vond. Aangezien er bij mijn weten niemand op de nominatie stond om uit te stappen, opende ik nietsvermoedend de envelop. Om het volgende moment in een totaal andere realiteit terecht te komen.
Het klinkt misschien vreemd, of zelfs morbide, wanneer ik zeg dat ik redelijk aan de dood gewend ben. Tot mijn 29e levensjaar overleed het grootste deel van mijn familie en een tienerliefde; de meesten op relatief jonge leeftijd. Gedurende de laatste tien jaar gaven veel vrienden van mijn ouders, ‘ooms en tantes’ die geen echte familie waren, maar toch een belangrijke rol spelen in mijn jeugdherinneringen, de pijp aan Maarten. Het lijkt onderdeel van mijn Karma te zijn om te leren om te gaan met verlies en rouw. Het feit dat ik in de stervensbegeleiding terecht ben gekomen, heeft ook altijd gevoeld als een deel van wie ik ben.
Een nieuwe vorm van ontworteling
De rouwkaart die ik nu ontving ontketende echter een nieuwe vorm van ontworteling. Iemand die ik sinds mijn 10e jaar ken blijkt te zijn overleden. Iemand met wie ik vele vakanties op het water heb doorgebracht; zijn ouders hadden een boot, mijn ouders hadden een boot. Iemand met wie ik ben opgegroeid. Iemand bij wiens ouders ik in mijn vroege tienertijd een aantal weken in huis heb gewoond, toen mijn moeder in het ziekenhuis lag en mijn vader gewoon naar zijn werk moest. Iemand met wie ik als tiener nog gezoend heb. In ons beider volwassen leven zijn we onze eigen weg gegaan.
Afgezien van vluchtige ontmoetingen op begrafenissen binnen de ouderlijke vriendengroep, hadden we eigenlijk nooit meer contact. Maar áls we elkaar zagen, was er toch die band van samen opgroeien. De goede oude tijd; onze jeugd, de relatieve onbezorgdheid, goeie herinneringen en kibbelpartijen. En nu was hij overleden, veel te vroeg zoals de kaart zei.
Het is en blijft een afscheid
Dieptebommen noem ik dit; ervaringen die doorwerken op een niveau waarvan je eigenlijk pas later begint te voelen hoe ze nawerken. Je kan er nog zo van overtuigd zijn dat je gewend bent aan de dood; wat hier doodgaat is een stukje jeugd; een stukje vertrouwde herinnering. Ik kan aan hem denken in die andere realiteit waar hij nu is met zijn ouders, mijn ouders en een groot deel van de volwassenen uit onze jeugd. Ik weet dat we Karmisch nog steeds verbonden zijn. Toch is en blijft het een afscheid.
Verlies en verdriet omarmen
Ik ben dankbaar dat er een dag in verbondenheid en samenzijn op de Academie aan dit plotselinge bericht voorafging. Het helpt me de klap op te vangen. Op de Academie wordt sterven voluit benoemd; het proces geëerd. Er wordt stilgestaan bij de ceremoniële momenten in plaats van er ‘zomaar’ aan voorbij te gaan. De Academie helpt me om mijn emoties in kaart te brengen en het verlies en verdriet in mij te omarmen; nu en wat nog komen gaat in alle golfbewegingen die het leven met zich meebrengt. Dat vertrouwen heb ik toch maar mooi, hoeveel dieptebommen er nog gaan vallen. Ik heb mezelf en geef mezelf vorm. En daaraan leveren de mensen op en achter de Academie een grote bijdrage.
Uit dankbaarheid geschreven.
Ingrid Schippers studeert Transpersoonlijke Counseling aan de Academie voor Geesteswetenschappen. In haar praktijk Energy Counseling combineert zij persoonlijke groei met energetisch lichaamswerk.
Helder, ontroerend en prachtig geschreven, Ingrid.
Kan me helemaal inleven in de dankbaarheid van waaruit je verhaalt.
Fysieke dood went nooit.
Gelukkig groeit het besef wel steeds meer, individueel en collectief, dat naast de pijn van het verlies, er ook een onverbrekelijke verbinding is die doorgaat en beleefd wordt vanuit hart en ziel.
Dank je wel voor het delen!
Dank voor de herkenning Annet.