Door Paul Delfgaauw
Esoterie is kennis van de werkelijkheid met behulp van inzicht in de bovenzinnelijke wereld. Het is de tegenhanger van natuurwetenschappelijke kennis, die is gebaseerd op waarnemingen, logica en verifieerbaarheid. Voor wie zich nog weinig verdiept heeft in esoterie kan De geschiedenis van de westerse esoterie een indrukwekkende inwijding zijn. Het boek behandelt een groot aantal esoterische stromingen. De lezer wordt ingewijd in een ‘zo volledig mogelijk én toegankelijk overzicht van de rijke westerse esoterische traditie door de eeuwen heen’. En daarmee zeggen de auteurs niets te veel.
Esoterische werkelijkheidsbeleving
Die auteurs, John van Schaik en Jacob Slavenburg (beiden ook als docent verbonden aan de Academie), schetsen hoe Plato van mening was dat dat de waarheid/werkelijkheid in de geestelijke wereld is te vinden en hoe vanaf de achttiende eeuw het rationele/materialistische paradigma ging domineren. Wat in de Oudheid algemene en openbare kennis was wordt vanaf dan weggezet als ‘obscuur, zweverig en buiten het mainstream-denken staande’. Dat betekende dat een aanzienlijk deel van het religieuze sindsdien wordt genegeerd. Historici en andere wetenschappers blijven daardoor onwetend van de omvangrijke westerse esoterische traditie. Neem de Bijbel; die alleen al staat bol van de ‘esoterische werkelijkheidsbeleving’.
Wiskunde
Verhelderend vind ik de vergelijking van esoterie met wiskunde. Niet gauw zullen mensen wiskunde obscuur, zweverig of niet-mainstream noemen. Toch kan voor velen ook wiskunde esoterisch en onbegrijpelijk zijn. Wiskundige formules blijven esoterisch (geheim) totdat je er kennis van krijgt door middel van inzicht (gnosis). ‘Kennis verkrijgen kan iedereen. Dat is openbaar. Inzicht verkrijgen: daar moet je iets voor doen.’
Oorspronkelijke eenheid
Vanaf het moment dat de mens uit het paradijs is geworpen zoekt hij de weg terug naar de oorspronkelijke eenheid. Die zoektocht loopt van de verre Oudheid, waar de geschiedenis van de westerse esoterie begint, tot de Nieuwe Tijd. In de Oudheid al trachtte de mens de breuk tussen ‘boven en beneden’ te herstellen. In de Nieuwe Tijd uit dit streven zich in het besef dat gevoel en intuïtie belangrijker zijn dan ratio, geld en macht. Of, zoals de auteurs stellen: ‘Nooit is de “esoterische werkelijkheidsbeleving” uit de westerse cultuur verdwenen’.
De vier pijlers van esoterie
De geschiedenis van de westerse esoterie begint dus in de verre Oudheid. Vier kenmerken zijn de rode draden door alle eeuwen heen: religie, kosmologie, magie en alchemie. Religie is per definitie verbonden met gnosis, met inzicht. Ze is tegelijk filosofie en theologie. Kosmologie is kennis van de hemellichamen, waarin astronomie en astrologie samenvallen, en wordt gezien als kennis van het goddelijk plan. De oude wereld is doortrokken van magie en onlosmakelijk verbonden met kosmologie en religie. In de alchemie (de voorloper van de moderne scheikunde) zijn religie, kosmologie en magie eveneens met elkaar verbonden.
Fascinerende stromingen
In Geschiedenis van de westerse esoterie komen deze kenmerken steeds weer terug, in allerlei vormen. Met de kennisname van de ‘esoterische werkelijkheidsbeleving’ gaat voor de lezer een bijzonder boeiende wereld open. Het voert te ver om de talrijke opmerkelijke mensen en fascinerende stromingen te noemen. Om een idee te geven noem ik slechts enkele hoofdstuktitels, zoals ‘Esoterie in het Oude Egypte’, ‘Ketterse kerken langs de zijderoute’, ‘Natuurfilosofie in de Renaissance’, ‘De joodse esoterie’, ‘Esoterie in de Gouden Eeuw’, ‘Vital spirit of elektriciteit?’ en ‘Het spirituele in de kunst’.
Nieuw elan?
In het midden van de negentiende eeuw valt, zoals gezegd, het doek voor welke vorm van esoterie of spiritualiteit dan ook. Andere geluiden klinken: Darwin verkondigt dat de mens van de aap afstamt, Het Nieuwe Testament wordt weggezet als mythe en het idee dat er alleen materie is wordt heersend. Maar in de tweede helft van de negentiende eeuw en de overgang naar de twintigste begint de esoterie aan een nieuw elan. Onder meer de theosofie doet haar intrede, met Helena Blavatsky als grondlegster. Een van haar lijfspreuken luidt: ‘Er is geen godsdienst hoger dan de Waarheid’. Tegen het einde van de negentiende eeuw laten ook magische inwijdingsorden van zich horen, zoals de vrijmetselarij en de romantische natuurfilosofie. Ook ontstaan er nieuwe bewegingen, zoals het neo-katharisme, de neo-tempeliers en de neo-graalbeweging.
De inspirerende twintigste eeuw
Het laatste deel van Geschiedenis van de westerse esoterie beschrijft ‘De inspirerende twintigste eeuw’, met stromingen waarover velen wel iets over hebben gehoord, zoals de antroposofie, de psychologie van Carl Gustav Jung, de leringen van Gurdjieff over de innerlijke mens en de spirituele nalatenschap van Ouspensky. Het symbolisme wordt geboren ofwel kunst als uitdrukkingsmiddel voor de geest. Wat betreft de Nieuwe Tijd besteden de auteurs aandacht aan onder andere de hippies, de kabouterbeweging, new age, ufo’s en eco-spiritualiteit. Wel zijn zij auteurs teleurgesteld over het esoterische landschap van de Nieuwe Tijd: zij noemen deze periode ‘verschrikkelijk onoverzichtelijk’. Bovendien lopen ‘door de toenemende individualisering de kerken leeg en neemt het ledental van esoterische verenigingen af’. De auteurs vragen zich af of er anno nu nog plaats is voor traditionele religieuze en esoterische instituties.
Geschiedenis van de westerse esoterie | John van Schaik en Jacob Slavenburg | Uitgeverij van Warven | 713 blz. | € 44,99
Het boek bestaat uit: Deel I: Bronnen – deel II: De eerste vijf eeuwen – deel III: De middeleeuwen – deel IV: Renaissance en Gouden Eeuw – deel V: Verlichting en Romantiek – deel VI: De zinderende negentiende eeuw – deel VII: De inspirerende twintigste eeuw